Het bepalen van de straf is een van de moeilijkste beslissingen van een strafrechter. De wetgever heeft de rechter veel vrijheid gegeven bij het nemen van die beslissing. Die vrijheid is in het huidige politieke klimaat echter niet meer vanzelfsprekend. Daar waar een deugdelijke verantwoording van het gebruik van de straftoemetingsvrijheid ontbreekt, neemt de onbegrijpelijkheid van (de hoogte van) straffen en daarmee de kritiek op de wijze van straffen toe. Meer inzicht in de wijze waarop een rechter tot zijn straf komt, is dus noodzakelijk. Dat is echter niet eenvoudig.
Straftoemeting wordt door rechters vaak omschreven als vakmanschap, een vaardigheid die vooral door ervaring wordt verworven; een proces van wikken en wegen, onderlinge afstemming, intuïtie of ‘fingerspitzengefühl’. Zoals een kind ‘als vanzelf ’ zijn moedertaal leert, zonder de grammatica te kennen, zo leert een rechter straf toe te meten, zonder zich bewust te zijn van de onderliggende regels. Door te stimuleren dat rechters tot hun straf komen volgens de regels van een straftoemetingsgrammatica, kan de straftoemeting worden verbeterd.
In dit boek wordt een straftoemetingsgrammatica geïntroduceerd. Vijf concrete vragen helpen de rechter bij het vaststellen van de factoren die in een strafzaak relevant zijn voor de straf (het weten). Om tot de uiteindelijke straf te komen, zal de rechter vervolgens de strafverhogende of -verlagende werking van deze factoren moeten vaststellen (het waarderen). Tot slot moet de onderlinge verhouding tussen de elementen worden vastgesteld (het wegen). Deze drie stappen bieden de rechter een hulpmiddel tot een verantwoord gebruik van zijn straftoemetingsvrijheid.
De hier beschreven straftoemetingsgrammatica is gebaseerd op een analyse van de wetsgeschiedenis, de wetssystematiek en jurisprudentie. Het biedt daardoor veel informatie over strafverhogende en -verlagende omstandigheden.
Deze benadering maakt het boek van belang voor zowel de wetenschap als de strafrechtspraktijk en de wetgever.